Opdracht burgerschap stage
Om erachter te komen welke normen en waarden de leerlingen zelf hebben en hoe ze over bepaalde stellingen denken, heb ik een debatteersessie gehouden in de klas. Ik heb vier stellingen bedacht en deze een voor een op het bord geschreven. Ze mochten kiezen of ze het eens of oneens waren met de stelling. Als ze het eens waren, gingen ze naar de linkerkant van de klas en bij oneens mochten ze naar de rechterkant van de klas. In de klas zitten in totaal 28 leerlingen met allemaal een eigen mening en normen en waarden. Het doel van de les is dat leerlingen antwoorden op de stellingen door een eigen mening te vormen aan de hand van hun normen en waarden. Deze mening moeten ze kunnen verantwoorden. Voor de les bespreken we de begrippen ‘debatteren’ en ‘waarden en normen’, zodat de leerlingen ook weten waarom ik dit met ze wil doen. Kerndoel 37 sluit bij deze les aan. Kerndoel 37: De leerlingen leren zich te gedragen vanuit respect voor algemeen aanvaarde waarden en normen (‘’T U L E’’, z.d.). Bij dit kerndoel ga ik deze les vooral in op normen en waarden bij bepaalde stellingen. Hieronder is te lezen welke vier stellingen ik heb voorgelegd en hoe de leerlingen hierop hebben gereageerd.
Met stelling 1 waren 15 leerlingen het een en 13 leerlingen het oneens. De leerlingen die het eens waren, gaven de volgende redenen:
Met stelling 2 waren 20 leerlingen het eens en 8 leerlingen het oneens. Typisch is dat ze hier in Suriname zelf een uniform dragen en het merendeel van de klas het eens is met deze stelling. Deze stelling heb ik ook wel eens in groep 8 in Nederland op de Harlekijn voorgelegd. Het is bijzonder om te zien dat 70% van de leerlingen in Nederland het met deze stelling oneens zijn. Ze willen graag schooluniformen, omdat ze vinden dat het makkelijk is om aan te trekken en zo zie je geen verschillen tussen rijke en arme leerlingen. Ook beschrijft Pasterkamp (2010) veel voordelen van een schooluniform, onder andere daardoor dacht ik dat een schooluniform een goede oplossing is voor alle kinderen over de hele wereld. Maar leerlingen hebben hier een hele andere mening. De leerlingen in Suriname die het eens waren, gaven de volgende redenen:
Met stelling 3 waren 25 leerlingen het eens en 3 leerlingen het oneens. De leerlingen die het eens waren benoemden:
De conclusie is dat de meeste leerlingen heel verantwoordelijk zijn en hun eigen schooltas willen inpakken. Dit is in mijn ogen ook een stukje zelfstandigheid. Ik merk zelf dat de leerlingen in Surinamer zelfstandiger zijn dan de meeste leerlingen in Nederland. In Suriname doen de leerlingen veel zelf en worden vaak alleen bij het leren van toetsen geholpen door hun ouders. In Nederland worden kinderen vaak naar school gebracht (in onder- en middenbouw), ze pakken hun eigen tas in vanaf de 1ste klas (groep 3) en lossen ruzies zelf op zonder de leerkracht erbij te betrekken. In Nederland valt me op dat leerlingen vaak naar school worden gebracht, hun tassen laten inpakken door ouders en bij ruzies al snel de juf of meester roepen. Dit is natuurlijk niet op alle scholen zo, maar uit eigen ervaringen weet ik dat deze benoemde dingen stiekem veel voorkomen in Nederland. Met stelling 4 waren 11 leerlingen het eens en 17 leerlingen het oneens. Wel moet ik hierbij vermelden dat niet iedereen van de klas een eigen telefoon heeft. De leerlingen zonder telefoon hebben op eens gestemd. Maar ook een aantal leerlingen met telefoon hebben op eens gestemd. Ze gaven de volgende redenen:
Ik heb geleerd dat leerlingen in Suriname toch wel anders nadenken over bepaalde stellingen dan Nederlandse leerlingen. Dit is niet gek, aangezien we allemaal totaal anders worden opgevoed. Het meest nieuwsgierig was in naar stelling 2 (schooluniformen moeten verboden worden). Uiteindelijk gaven ze vanuit beide kanten goede argumenten over waarom ze het eens of oneens waren. Mooi om te zien was dat de leerlingen helemaal ingingen op de stellingen en het debat aan durfden te gaan met klasgenoten. Omdat ze deze werkvorm niet gewend waren, was ik benieuwd hoe het ging lopen. Gelukkig is het goed verlopen en hebben de leerlingen en ik er iets van geleerd. Bibliografie Pasterkamp, R. (2010, September 7). „Voordelen schooluniform zijn overtuigend”. Geraadpleegd van https://www.rd.nl/meer-rd/onderwijs/voordelen-schooluniform-zijn-overtuigend-1.241033 T U L E. (z.d.) geraadpleegd van http://tule.slo/OrientatieOpJezelfEnWereld/F-L37.html
0 Reacties
Wat houdt burgerschap in? Voordat ik het een en ander ga vertellen over burgerschap in Suriname, wil ik eerst de definitie ‘burgerschap’ in het algemeen uitleggen. ‘’Burgerschap – uitleg begrippen onderwijs’’ (z.d.) beschrijft dat burgerschap de manier is waarop inwoners deel hebben en deelnemen aan de maatschappij. Zo helpen ze de maatschappij vormgeven. Burgerschap is onder te verdelen in de volgende vier gebieden:
Geschiedenis Suriname Politiek vlak Henck Arron, leider van de Nationale Partij Suriname, was van 1975 tot 1980 aan de macht. In die tijd werd Suriname slecht bestuurd en ging het economisch niet goed. Door deze reden kregen steeds minder mensen vertrouwen in de regering. Zoals later in dit thema bij het sociale vlak later wordt besproken, vertrokken er in die tijd daardoor veel Surinamers naar Nederland. Na de revolutie in 1980 werd Suriname door de wereld gezien als een dictatuur onder leiding van Desi Bouterse. Nadat de burgerregering verdween nam D. Bouterse met B. Sital de macht over. Na 7 jaar dictatuur wordt uiteindelijk besloten om weer een democratische regering te vormen. Het volk kreeg vanaf nu ook stemrecht. De nieuwe partij die aan de macht kwam, was een combinatie van drie grote politieke partijen, namelijk de VHP, NPS en KTPI. Economisch vlak Na de onafhankelijkheid was Suriname nog geen welvarend land. De economie is sterk afhankelijk van het buitenland. Nederland beloofde Suriname 3,2 miljard gulden voor ontwikkelingshulp. Helaas werd het geld niet besteed aan hetgeen waar het voor bedoeld was. Het was namelijk bedoeld voor nieuwe productie, terwijl het alleen maar aan de infrastructuur werd uitgegeven. Omdat er in korte tijd veel geld binnen kwam, zag het er economisch goed uit. De enige bedrijven die Suriname had, waren bauxietbedrijven. Bijna alle andere producten moesten geïmporteerd worden. Cultureel vlak De meeste kinderen in Suriname komen na de basisschool terecht op de MULO (Meer Uitgebreid Lager Onderwijs), te vergelijken met de vroegere Nederlandse MAVO. Hierna gaat een deel van de leerlingen naar het vwo dat toegang biedt tot de universiteit. Er is een universiteit in Suriname, namelijk de Anton de Kom Universiteit. Deze universiteit is te vergelijken met een Hbo-opleiding in Nederland. Gompers (z.d.) geeft aan dat het niveau van de universiteit omhoog moet. Suriname heeft tot op de dag van vandaag nog een hoge zuigelingensterfte. Ongeveer 70% van de bevolking heeft darmstoornissen door de slechte hygiënische omstandigheden en door verkeerde voedselsamenstellingen. Er komen (vooral in het binnenland) verschillende soorten tropische ziekten voor, zoals: bilharziose, filaria, framboesia, lepra en malaria. Verder komen er verschillende geslachtsziekten en tuberculose voor. (Samwel, 2015) Sociaal vlak Suriname werd in 1975 onafhankelijke republiek. Eerst waren ze een kolonie van Nederland. In 1975 vertrok een groot deel van de bevolking naar Nederland, omdat ze geen vertrouwen hadden in de toekomst van Suriname. De groep armen in Suriname is toegenomen, terwijl een kleine groep rijken veel in Suriname bepaalt. In 1975 telde Suriname dan ook minder dan 350.000 inwoners. Suriname heeft een mix van veel bevolkingsgroepen. Hieronder zie je een overzicht van de bevolkingssamenstelling in 1980. Onder het sociale vlak valt ook de gastvrijheid en klantvriendelijkheid. Surinamers zijn over het algemeen erg vriendelijk, gastvrij en beleefd. Dit blijkt ook uit meerdere onderzoeken, waaronder die van Panday (2010). Hier wordt beschreven wat er allemaal opvalt aan de sociale aspecten van Surinamers. In de volgende alinea lees je hoe ik de sociale aspecten zelf ervaar.
Eigen ervaringen In het vliegtuig merkte ik al dat Surinamers meteen contact met mij en mijn studiegenoot zochten. We hebben de laatste vier uur van de vlucht alleen maar gezellig gekletst met Surinamers over het land en de reden van onze komst. Ook ontvingen we telefoonnummers van de Surinamers in het vliegtuig. Ze zeiden dat we altijd konden bellen als er iets is of als we informatie nodig hadden. Het is een prettig gevoel dat je meteen geaccepteerd wordt. Zo ga je toch met een nóg beter gevoel richting Paramaribo. Ook door de taxichauffeurs, winkelmedewerkers en collega’s op stage werd ik vriendelijk te woord gestaan. Dit versterkte het beeld van vriendelijke Surinamers, dat ik al had. Ze zullen je hier niet snel met ‘hallo’ aanspreken, maar zullen eerder ‘goedemorgen’ of ‘goedendag’ zeggen. Zelf geven ze aan dat je ‘hallo’ alleen tijdens het openen van een telefoongesprek mag zeggen. Dit is hier de gewoonte. Een ander gebruik hier in Suriname is om onbekenden en mensen die hoger in de hiërarchie staan, aan te spreken met ‘u’. Ook spreken Surinamers veel met meerdere woorden. Er wordt bijvoorbeeld gezegd ‘Ja mevrouw’, ‘nee, mevrouw’ of ‘goedemorgen mevrouw’, ‘dank u wel mevrouw’ of ‘fijne dag mevrouw’. Op school kom ik dit ook tegen. Leerlingen spreken hier dan netjes met twee woorden. Ze zullen nooit alleen ‘ja’ of ‘nee’ zeggen. Een vrouwelijke leerkracht noemen ze ‘juf’ of ‘juffie’ en een mannelijke leerkracht ‘meester’. Vandaar dat de antwoorden vaak zijn ‘ja juffie’ of ‘dank u wel’ meester hier vaak gebruikt worden. De leerlingen en hun ouders kijken op tegen de leerkrachten en het schoolhoofd. Ik merk dat ik het in het begin onwennig vond om ‘u’ tegen leerkrachten en het schoolhoofd te zeggen. In Nederland ga je snel over op ‘je’. Zelf heb ik het gevoel dat er meer afstand is tussen mij, sommige leerkrachten en het schoolhoofd. Je merkt echt dat het schoolhoofd en sommige leerkrachten op een hogere plaats in de rangorde staan. Hier heeft ook iedereen respect voor. Mijn mentor komt uit Nederland en heeft daar ook les gegeven, dus wij spreken elkaar gelukkig wel aan met ‘je’. De leerlingen zijn respectvol naar leerkrachten toe. Ze zullen snel iets aannemen van de leerkracht of iets doen voor de leerkracht. Andersom is dat niet zo. Leerkrachten zijn in mijn ogen niet respectvol genoeg naar de leerlingen. Ze geven leerlingen een bevel en zullen geen vraag stellen. Wanneer leerlingen niet aan hun verwachtingen voldoen, zullen ze dit ook te horen krijgen op een minder nette manier. Ook schreeuwen leerkrachten naar leerlingen om stilte te eisen of iets duidelijk te maken. De leerlingen zijn hier aan gewend en zullen niet snel tegenspraak geven. Zelf zal ik niet gaan schreeuwen tegen leerlingen, want dit ligt buiten mijn normen en waarden. Wel kan ik soms mijn stem verheffen om boven de leerlingen uit te komen hier. Schreeuwen blijf ik respectloos vinden. Over het algemeen zijn Surinamers erg beleefd en gastvrij. Dit blijkt uit het spreken met twee woorden en de bovenstaande benoemde voorbeelden. Door mijn eigen belevenissen hier wordt dit beeld versterkt. Iets waar ik heel erg van ben geschrokken in het begin in Suriname, was dat mannen mij nafloten. Ze fluiten niet alles, maar maken kusgeluiden, roepen je na en toeteren vanuit hun voertuig. Als iemand dit in Nederland bij me zou doen, zou ik dit respectloos vinden. Alleen als je iemand kent, toeter je of zwaai je naar diegene. Ik wist mij de eerste dagen in Suriname geen houding te geven wanneer dit gebeurde. Soms zwaaide ik terug, maar meestal keek ik boos en verward om mij heen. Of je nu Surinaams, Chinees, Belgisch of Nederlands bent, ze toeteren je altijd na. Dit doen bijna alle mannen van ±18 t/m 80 jaar. Zelfs wanneer hun vriendin of vrouw erbij is. Ze roepen je zelfs na, terwijl je met je vader of vriend over straat loopt. Dit heb ik van een collega gehoord, die ook in Suriname is geweest. Hierover ben ik in gesprek gegaan met Surinamers die ik heb leren kennen, waaronder de huisbaas, taxichauffeurs en mijn mentor. Ze gaven allemaal aan dat het normaal is hier en dat ze het zelf ook doen naar vrouwen. Het blijkt hier een gewoonte te zijn. Het is een manier om ‘hallo’ te zeggen of om vrouwen te complimenteren. Hier zitten in de meeste gevallen geen kwade bedoelingen achter. In het begin was het wennen, maar na drie weken heb ik dit grotendeels kunnen accepteren. Ik ben er zeker van dat je als stagiaire binnen je eigen normen en waarden moet blijven, maar dat ook zeker kan leren van normen en waarde van een ander land. Ik ben ook zeker bereid om me dan aan te passen. Inmiddels zeg ik vaker ‘hallo’ terug of zwaai ik even. Kusgeluiden vind ik te ver gaan, want dit valt buiten mijn eigen normen en waarden. Het is en blijft respectloos in mijn ogen. Ik denk de komende periode nog meerdere verschillen te ontdekken. Deze onderwerpen zal ik aan bod laten komen in de volgende drie thema's. De eerste drie weken in Suriname zijn voorbij gevlogen en ik merk dat ik met steeds beter kan aanpassen aan deze cultuur. Bibliografie Burgerschap – uitleg begrippen onderwijs. (z.d.). Geraadpleegd van http://wij-leren.nl/burgerschap.php Gompers, R. (z.d.). Starnieuws - Universiteit Suriname moet naar hoger niveau. Geraadpleegd van http://www.starnieuws.com/index.php/welcome/index/nieuwsitem/49664 Panday, M. (2010, 13 september). The Extra Mile; Gastvrijheid versus Klantvriendelijkheid - in Suriname. Geraadpleegd van http://www.oversuriname.nl/column/martin-panday/the-extra-mile-gastvrijheid-versus-klantvriendelijkheid.html Samwel, D. (2015). Suriname. Haarlem, Nederland: Gottmer |
|