Interview meester Harold Voor het thema internationalisering heb ik samen met Marlou een interview gehouden met meester Harold, mijn mentor op de stageschool. De reden waarom wij dit gedaan hebben is omdat meester Harold in Nederland en in Suriname les heeft gegeven. Wij wilden de overeenkomsten en verschillen op een rijtje zetten. Ook wilden wij weten hoe hij alles ervaart rondom het onderwijs in Nederland en in Suriname. De reden waarom ik dit vonden passen binnen dit thema, is omdat hij veel over beide landen weet en een duidelijke mening heeft. Ik heb dit interview gekoppeld aan mijn eerste blog, punt 3 ‘uitwisseling over de grens’. Hieronder zijn de vragen en antwoorden te lezen. 1. Levensloop Ik ben geboren en opgegroeid in Suriname. Hier heb ik mijn basisschool en middelbare school afgemaakt. Vervolgens ben ik gaan studeren aan het CPI (Christelijk Pedagogisch Instituut) in Paramaribo. Na mijn studie heb ik 3 jaar in Paramaribo gewerkt. Na deze 3 jaar ben ik naar Nederland gegaan. De reden hiervan is dat ik familie in Nederland heb wonen. Het leven in Suriname verveelde me en ik was op zoek naar een nieuwe uitdaging. In Nederland moest ik opnieuw de Pabo volgen, omdat de verschillen in onderwijs en opleiding tussen de twee landen te groot zijn. De grootste verschillen liggen op pedagogisch en didactisch gebied. Ik stroomde in het tweede jaar in en heb 3 jaar over de opleiding gedaan. Na 3 maanden op een vrije school gewerkt te hebben, heb ik ervoor gekozen om te stoppen en naar een openbare school te gaan. Hier heb ik weer 3 jaar gewerkt. Ondertussen had ik een eigen kunstatelier opgestart. Ik merkte in 2008 dat de economie door de economische crisis achteruit ging, daarom bin ik weer terug naar Suriname gegaan. Inmiddels werk ik alweer 6 jaar in Suriname en heb ik op verschillende scholen les gegeven. Het liefst zou ik binnen een jaar weer terugkeren naar Nederland. 2. Welke opleiding heb je gevolgd? In Suriname heb ik het CPI afgerond. Dit is een opleiding die 4 jaar duurt. In Nederland was het verplicht om de Pabo te volgen wanneer ik les wilde geven in het basisonderwijs. Ik merkte wel verschil in opleidingen (CPI en Pabo). Het grootste verschil is dat Nederland meer aandacht besteed aan het vernieuwde onderwijs en dat het Surinaamse onderwijs op de ouderwetse manier gegeven wordt. De expertise is natuurlijk anders, omdat je in Nederland andere geschiedenis en aardrijkskunde leert dan in Suriname. Verder kwamen de opleidingen veel overeen. 3. Op welke scholen heb je gewerkt in Nederland? In totaal heb ik 3 jaar in Amsterdam gewerkt. Ik begon als invaller (1 dag per week) op een vrije school. Het verschil tussen een vrije school in Nederland en een school in Suriname vond ik te groot. Na 3 maanden ben ik gestopt en ben ik les gaan geven in het openbaar onderwijs. In 2008 ben ik terug gegaan naar Suriname. 4. Hoe lang werk je nu in het onderwijs in Suriname? Ik werk vanaf 2013 in het basisonderwijs hier. Dat is inmiddels alweer 6 jaar. Ik heb niet altijd op de Gijsbertusschool les gegeven, maar ook op verschillende andere scholen. 5. Wat zijn de verschillen en overeenkomsten op pedagogisch gebied? In Nederland wordt op een vrijere manier les gegeven. Je merkt dat de leerkrachten niet heel hoog boven de leerlingen geplaatst worden. Het is een wij-wij cultuur en geen wij-zij. Het Surinaamse onderwijs probeert zich steeds meer aan te passen aan het onderwijs in Nederland. Ze willen ook vernieuwen. In Suriname loopt het onderwijs op pedagogisch gebied achter op Nederland. Een voorbeeld is dat in Nederland al vanaf eind jaren 90 niet meer geslagen mag worden op school. In principe geldt dit ook voor alle (vroegere) kolonies van Nederland. Alleen deed Suriname hier niet aan mee. Pas sinds 10 jaar is het slaan van leerlingen hier ook verboden. Mijn collega’s wilden me vorig jaar wegwerken op deze school. Dit komt door de ervaring die ik in Nederland heb opgedaan en de vrije vorm waarin ik met leerlingen omga. In Suriname hebben leerkrachten meer macht en gebruiken ze deze macht ook. Wel merk ik na het afschaffen van het ‘slaan’ dat de leerlingen meer gebruik maken van hun macht. Sinds dit jaar hebben we een nieuw schoolhoofd. Ze is een pedagoge en is niet gewend om op een basisschool te werken. Zelf is ze opgeleid om studenten van het pedagogisch instituut te begeleiden. Daardoor heeft ze niet veel ervaring in het onderwijs. Op pedagogisch gebied is ze niet altijd correct naar mij toe, omdat ik niet achter de werkwijze van haar sta. 6. Wat zijn de verschillen en overeenkomsten op didactisch gebied? Het grootste verschil is dat in Suriname bijna alleen maar klassikale lessen worden gegeven. Heel af en toe heb ik tijd om met een leerling individueel aan de slag te gaan. Qua didactische aanpak wordt er niets gedaan met de verschillen in niveau van leerlingen. Mochten leerlingen achter lopen, dan kunnen leerlingen zelf buiten school bijscholing krijgen. Eerst was er een naschoolse opvang waar leerlingen bijgeschoold werden, maar hier werd misbruik van gemaakt. Daardoor is het afgeschaft. Net zoals in Nederland vinden leerlingen expressieve vakken, zoals bevo (beeldende vorming) en muziek leuk. Daarnaast is gym een geliefd vak. 7. In Nederland ervaren leerkrachten een hoge werkdruk. Merk je er hier iets van? Ik ervaar weinig werkdruk hier in Suriname. We maken dagen van 07.45 tot 13.00 uur en werken thuis aan onze voorbereiding. Wel moeten we van elke dag een lesvoorbereiding maken van 5 pagina’s. Zelf vind ik dit niet nodig, omdat alles in de handleiding staat (qua doelen en lesinhoud). Punten hoef ik zelf niet in te voeren. Dit wordt allemaal door een persoon bij de administratie gedaan. 8. Hoe wordt burgerschapsonderwijs aangeboden? Hier op deze school is burgerschap geen verplicht vak. Er wordt dan ook weinig aan gedaan. De reden hiervoor weet ik niet. Zelf vind ik het wel belangrijk om over dit soort zaken te praten. Ik merk dat leerlingen ieder jaar opstandiger worden. Er wordt vaak verteld wat ze niet mogen, maar ze weten vaak niet wat ze wel mogen. 9. Wat vind je van Suriname en Surinamers? Waardeloos. Ik ben hier alleen naartoe gekomen vanwege de crisis in Nederland. Ook hoorde ik op het journaal dat het op dat moment in Suriname economisch beter ging. De regering van nu wil ontwikkeling in het land. Dit zie je terug aan de brug die kort geleden in Paramaribo gebouwd is. Een andere groep houdt zich bezig met de economie. Dit verloopt nog niet zo soepel. Binnen de afgelopen 3 jaar is Suriname van een tweede wereldland naar een derde wereldland gegaan. Aan de andere kant rijden veel meer mensen in auto’s dan 10 jaar geleden. Blijkbaar hebben mensen wel geld om een auto te kopen. Dit is al een vooruitgang. De mentaliteit van Surinamers staat me niet aan. Niet alleen op het werk, maar ook thuis en als kunstenaar ervaar ik dit zo. Ik werk samen met Nederlanders en Surinamers. Wat ik merk, is dat Nederlanders altijd goede inzet tonen en op tijd komen terwijl Surinamers niet veel initiatief tonen en vaak te laat komen. Surinamers komen vriendelijk over naar blanken, maar niet naar Surinamers zelf. Dit merk ik als ik in gesprek ga met onbekende Surinaamse mannen. Ze merken dan dat ik in Nederland gewoond heb en dan gaan ze ervan uit dat ik me beter voel dan de rest. Daardoor praten ze ook niet veel met me. 10. Bepaalde woorden worden anders opgevat in Suriname, bijvoorbeeld het woord ‘even’. Hoe ervaar jij dit? Even is hier heel lang, ongeveer 3 uurtjes. Zelf merk ik als ik in Nederland ben dat ze met ‘even’ 10 minuten bedoelen. Ik neem dit woord en de Surinaamse betekenis erachter over in Suriname. In Suriname wordt niet vaak ‘hallo’ gezegd, alleen aan de telefoon. Het wordt als respectloos ervaren. Daarom moet je iedereen groeten met ‘goedemorgen’ of ‘goedemiddag’. Hier vatten ze woorden soms anders op. Je moet opletten met wat je zegt. 11. Voel je jezelf meer Nederlander of Surinamer? Ik voel mezelf meer een Nederlander. Dit merk ik in de omgang met mensen. Ik ben wat vrijer. Voor in omgang met mijn leerlingen. Ik zal ook geen bevelen uitdelen, maar altijd netjes vragen of ze iets willen doen. Binnen nu en een jaar ga ik liever terug naar Nederland om me daar te vestigen. Ik wil daar ook een Nederlandse vrouw tegenkomen, omdat Nederlandse vrouwen zelfstandiger zijn dan Surinaamse vrouwen. Ook kunnen ze zich makkelijk aanpassen aan hun omgeving. 12. Voel je jezelf een wereldburger en wat versta je eronder? Onder een wereldburger versta ik iemand die zich makkelijk kan aanpassen aan verschillende culturen. In dat opzicht ben ik zeker een wereldburger. Ik zal me makkelijk aanpassen een andere normen en waarden. Als ik over mijn grenzen moet gaan, zal ik dit ook doen. De laatste twee vragen staan op video omdat wij deze vragen zelf erg belangrijk vinden. Ook heeft Vincent deze vragen aan Demi gesteld en ze vond het heel lastig deze te beantwoorden. Daarom waren we heel benieuwd hoe Harold over de vragen dacht. Met name waren we benieuwd, omdat hij in Nederland en in Suriname heeft gewoond. Hij heeft ook een andere kijk op ‘wereldburger’. Ook waren we verrast dat Harold zichzelf eerder een Nederlander voelt, omdat hij daar maar een korte tijd van zijn leven heeft gewoond en gewerkt. Je merkt in zijn gedrag wel dat hij zich meer als een Nederlander gedraagt. Zowel in de omgang met kinderen als in de omgang met volwassenen.
0 Reacties
Wat is internationalisering? Er is sprake van internationalisering als je kennis opdoet in of over het buitenland. Als je in contact raakt met het buitenland, krijg je vanuit het buitenland ook steeds meer concurrentie. Je leert dan van en met elkaar (Encyclo, 2019). Wanneer je samenwerkt met een school uit het buitenland leer je veel over andere culturen, gewoonten en wat belangrijk is in deze globaliserende en multiculturele samenleving. Een uitwisseling kan virtueel of fysiek zijn. Bij een fysieke uitwisseling kun je jezelf professionaliseren. Het kan voor het hele onderwijs waardevolle informatie opleveren en bruikbare oplossingen bieden voor problemen waar scholen mee worstelen (Nuffic, 2017). Wat versta ik onder internationalisering in het PO? Onder internationalisering in het PO versta ik alles wat een school doet om informatie op te doen van andere landen. Dit kan door een Skype gesprek, het sturen van brieven of een andere uitwisseling. Tijdens deze minor en op stage in Nederland merk ik hoe belangrijk het is om het een en ander te leren van andere landen. Tegenwoordig is het steeds makkelijker om contact te zoeken met het buitenland, omdat er meer (elektronische) hulpmiddelen zijn. Binnen internationalisering in het basisonderwijs bestaan 4 domeinen: 1. Vroeg vreemdetalenonderwijs (vvto) Kennis van vreemde talen is een basisvoorwaarde om goed en effectief om te gaan met andere culturen. Scholen die eerder een vreemde taal aanbieden dan wettelijk is verlicht, worden vvto-scholen genoemd. Het beste voorbeeld van een vreemde taal is het Engels. De beheersing van de Engelse taal is van groot belang om te communiceren en te werken in een internationale context. Het geeft leerlingen vertrouwen om zich thuis te voelen in de samenleving waarin Engels de tweede taal van steeds meer mensen is. Vandaar dat de meeste scholen dan ook voor Engels kiezen als vreemde taal en starten daar al vroeg mee. Engels is overigens ook de enige vreemde taal die in Nederland verplicht op het programma staat. Aarts & Ronde (2006) benoemen de voor- en nadelen van vervroegd Engels in het basisonderwijs. De resultaten zijn erg goed, maar nadelen zijn het vaardigheidsniveau in Engels van docenten, de beperkte tijd die aan het Engels besteed kan worden en het continue moeten aanpassen van het lesprogramma aan het niveau van de kinderen. Goorhuis-Brouwer & de Bot (z.d.) beschrijven dat hoe eerder de leerlingen Engels aangeboden krijgen in het basisonderwijs, hoe makkelijker ze het oppakken. Het blijkt als leerlingen Engels intentioneel aangeboden krijgen, dat ze op vroege leeftijd beter Engels praten dan leeftijdsgenoten die het incidenteel aangeboden krijgen. Sommige scholen kiezen ervoor om Frans, Duits of Spaans aan te bieden. Voor onze grensregio Venlo is Duits natuurlijk een logische optie. In 2014 is er een start gemaakt met tweetalig primair onderwijs. Hierbij wordt 30-50% van het onderwijs in het Engels aangeboden, terwijl dit normaal maar maximaal 15% van de lestijd mag zijn. 2. Internationaal georiënteerde leerinhouden Internationaal georiënteerde leerinhouden zijn methodes waarbij internationalisering geïntegreerd is in andere vakinhouden. Er is op internet een groot aanbod van thematische lespakketten, leskisten en handreikingen voor projecten op het gebied van internationalisering. Met je school kun je ook meedoen met verschillende ontwikkelingsprojecten. 3. Uitwisseling over de grens Hieronder vallen zowel virtuele vormen van uitwisseling als fysieke vormen van uitwisseling. De bekendste vorm van virtuele uitwisseling is eTwinning, waarbij scholen een-op-een contact maken met een school in het buitenland. Daarnaast is er fysieke uitwisseling van leerkrachten of van leerlingen. Uitwisseling biedt zowel leerlingen als leerkrachten de kans om in contact te komen met een school in het buitenland. Door samen te werken met een school uit een ander land kun je veel leren. Je leert over andere culturen en gewoonten, essentieel in deze globaliserende en multiculturele samenleving. Dit kan dan weer gekoppeld worden aan burgerschapsonderwijs volgens de juiste kerndoelen. Om zelf meer te weten te komen over hoe Surinamers over Nederland denken, ben ik samen met Marlou in gesprek gegaan met mijn mentor Harold. Hij heeft gewoond en les gegeven in Nederland. Nu is hij weer een aantal jaren terug in Suriname. Het interview is te lezen en te bekijken in de tweede blog van internationalisering in het PO. 4. Internationale beleidsontwikkelingen Dit onderwerp speelt voornamelijk op bestuurlijk niveau in het onderwijs. De beleidsontwikkelingen die van belang zijn bij het organiseren van internationaliseringsactiviteiten zijn vooral de beschikbaarheid van subsidies. (van Middelkoop & Hogenstijn, 2016) Hoe zie ik deze 4 domeinen terug in de praktijk 1. Op Nederlandse stagescholen zie ik terug dat er aan het Engels gewerkt wordt in het basisonderwijs. In kleutergroepen en de lagere groepen wordt dit vaak aangeboden door middel van spelletjes of liedjes. In de bovenbouw wordt Engels aangeboden door middel van methodes. Hier in Suriname doen ze niks aan vreemde talen onderwijs. Engels staat formatief op het programma en komt niet vaak aan bod. Leerkrachten geven aan dat dit pas op de MULO (middelbare school) gegeven wordt. De thuistaal van Surinamers is Sranantongo. Ook dit wordt op de basisschool niet gegeven, maar wordt de kinderen van thuis uit aangeleerd. Sranantongo wordt niet aangeboden, omdat ze Nederlands als belangrijkste taal beschouwen. Op de basisschool was het niet mogelijk om een les in het Engels of Sranantongo te geven. Om mezelf toch te ontwikkelen op het gebied van vreemde talen, heb ik ervoor gekozen om mezelf Sranantongo aan te leren. Via een boekje heb ik woorden geleerd die in het dagelijks leven terugkomen. Zo kan ik me beter en makkelijker verstaanbaar maken tegenover Surinamers die geen Nederlands spreken. Dit komt vooral voor tijdens tripjes in het binnenland. 2. In Nederland zijn er een aantal ontwikkelingsprojecten gaande op basisscholen. Denk aan projecten als Edukans en verschillende inzamelingsacties voor andere landen. Hier in Suriname zie ik dit niet terug, omdat ze weinig schoolmaterialen beschikbaar zijn. Deze materialen worden in Nederland verzameld door basisscholen en vervolgens naar Suriname en andere landen gestuurd. 3. Op dit moment ben ik veel bezig met het derde domein ‘uitwisseling over de grens’, omdat ik nu in het buitenland stage loop. Ik heb samen met Marlou een filmpje gemaakt en dit uitgewisseld met Nederlandse studenten. Op dit filmpje leren de Surinaamse leerlingen een typische Surinaamse dans aan de Nederlandse studenten. Zo kun je via filmpjes of internet veel uitwisselen met kinderen in andere landen. Ook ben ik bezig geweest met een vlog voor Nederland en Suriname. In afstemming met basisschool de Dobbelsteen in Sevenum en de Gijsbertusschool hebben de leerlingen een vlog opgenomen, zodat deze uitgewisseld konden worden. Zo zien beide klassen hoe een schooldag in een ander land eraan toegaat. Ik mag vanwege privacy redenen alleen de vlog van Suriname met jullie delen. Het is een uitwisselingsproject waar ik ontzettend trots op ben en waar de leerlingen veel van hebben geleerd. Helaas kunnen we door mediaproblemen op school de vlog pas donderdag 20 juni bekijken met de klas. Dit is te laat om de reacties van leerlingen te verwerken in deze blog. Dit vind ik erg jammer, omdat ik zeker weet dat het de leerlingen veel gaat opleveren. Van tevoren heb ik met de Surinaamse en Nederlandse leerlingen besproken wat ze verwachten te zien van de vlog en hoe ze zich het land voorstellen. Er kwamen door Surinaamse leerlingen wisselende reacties op, zoals:
4. Zowel in Nederland als in Suriname heb ik hier nog niet mee te maken gehad. Dit komt ook omdat de leerkrachten hier zelf weinig mee te maken hebben waardoor ze mij hier ook niet bij kunnen betrekken. Mijn ervaringen met internationalisering Vóór deze stage in Suriname heb ik al eerder kennis gemaakt met het onderdeel ‘internationalisering in het PO’, omdat ik een studiereis naar het buitenland heb gemaakt. Ik ben namelijk naar Griekenland gegaan. Hier heb ik veel kennis opgedaan over de cultuur, maar ook over het onderwijs. We hebben op onze laatste dag een basisschool bezocht. Hier mochten we een activiteit uitvoeren in groepjes van vier. De ene groep had een activiteit met Nederlandse taal en wij hadden een muziekactiviteit. We mochten in verschillende klassen de leerlingen een aantal Nederlandse liedjes aanleren. Het was een leerzame reis, omdat ik veel van een andere cultuur heb geleerd en een andere manier van lesgeven heb gezien. Conclusie
Ik ben van mening dat het belangrijk is dat scholen aandacht besteden aan internationalisering. Dit kan door vroeg vreemdetalenonderwijs, (ontwikkelings)projecten of door werkelijk in contact te komen met een klas uit het buitenland. Niet alle scholen hoeven zo groot uit te pakken. Het is ook mogelijk om te beginnen met een kleiner project of lesje. Bibliografie Aarts, R., & Ronde, S. (2006). Tweetalig onderwijs met vervroegd Engels in het basisonderwijs. Geraadpleegd van file:///C:/Users/Sony/AppData/Local/Packages/Microsoft.MicrosoftEdge_8wekyb3d8bbwe/TempState/Downloads/227-447-1-SM%20(1).pdf Encyclo (2019). Internationalisering https://www.encyclo.nl/begrip/internationalisering Goorhuis-Brouwer, S., & de Bot, K. (2010, July 21). SAGE Journals: Your gateway to world-class research journals. Retrieved July 21, 2010, from https://journals.sagepub.com/action/cookieAbsent Nuffic. (2017, oktober 11). Handreiking internationalisering primair onderwijs. Opgehaald van nuffic: https://www.nuffic.nl/publicaties/handreiking-internationalisering-primair-onderwijs/ van Middelkoop, D., & Hogenstijn, M. (2016). Internationalisering in het primair onderwijs. Geraadpleegd van https://www.internationalisering.nl/wp content/uploads/2016/03/Onderzoeksrapport-Internationalisering-in-het-primair-onderwijs-def-160216.pdf |
|